Het was al in 1931 dat er chaos in Spanje ontstond toen na afloop van gemeenteraadsverkiezingen rellen uitbraken tussen links en rechts en er een Republiek werd uitgeroepen en koning “Alfons XIII” het land ontvluchtte. Aanvankelijk had links de meerderheid en er werd een zeer linkse grondwet aangenomen resulterend in grote landhervormingen en lokaal collectivisatie. In 1932 werd er door rechts een mislukte rechtse staatsgreep gepleegd.
Een jaar later, in 1933 wonnen de rechtse partijen de verkiezingen waarna veel “linkse “maatregelen” weer werden afgezwakt en/of teruggedraaid. Toen in oktober 1934 de zeer rechtse (semi-fascistische) CEDA tot de regering toetrad kwamen in diverse delen van het land linkse krachten in opstand. Hierbij werd onder andere een groot aantal kerken en kloosters geplunderd en verbrand.
Overal braken stakingen en opstanden uit die gepaard gingen met veel geweld en aanvallen op kazernes van de Guardia Civil en openbare gebouwen. De linkse leider Largo Caballero had begin oktober opgeroepen tot een revolutie van de massa’s wat maar gedeeltelijk lukte. Veel arbeiders die mee hadden gedaan aan de opstand werden ontslagen en duizenden werden vastgezet.
Nieuwe verkiezingen
In februari 1936 waren er nieuwe verkiezingen waarin het ging tussen de linkse alliantie 'Frente Popular' (Volksfront) en het rechtse blok van de CEDA, het 'nationale contrarevolutionaire front', gesteund door de clerus. Links speelde in op de angst voor de "falangisten" en rechts op angst voor een bolsjewistische revolutie.
De linkse krachten, verenigd in het Volksfront, wonnen met krappe meerderheid. Er kwam een nieuwe linkse regering onder leiding van Manuel Azaña, waarin ook de socialisten en communisten zitting hadden. Op hun beurt werden nu alle ‘rechtse” ideeën weer teruggedraaid. In het land heerste echter een chaotische situatie en stakingen en gewelddadigheden namen toe.
De op zich niet zeer radicale regering kon of wilde niet optreden tegen excessief antiklerikaal geweld van de kant van extreem-linkse groeperingen. Ook kon de regering niet het rechtse geweld stoppen. In april 1936 werd Spanje opgeschrikt door een reeks aanslagen uitgevoerd door beide partijen. Elke linkse groepering begon zijn eigen militie op te zetten, een ongekend aantal mensen liep daardoor gewapend rond.
Bewapening aller partijen
Ook de falangisten, de monarchisten en carlisten begonnen zich haastig te bewapenen. Op 1 juni werd een stakingsmars van bouwvakkers beschoten door falangisten. Uit wraak werden drie lijfwachten van José Antonio Primo de Rivera – de leider van de Falange – vermoord door anarchisten.[6] Er leek een vicieuze cirkel van geweld te ontstaan.
De economie begon sterk te stagneren, arbeiders stelden enorme looneisen, de werkloosheid nam toe en de peseta daalde sterk in waarde. De regering begon het leger te reorganiseren zodat onwelgevallige legerleiders zoals Franco minder belangrijke posten kregen. Met het snoeien in het uitgebreide en dure opperofficierenbestand was voor veel legerofficieren echter de maat vol.
Een groep officieren, aanvankelijk geleid door Emilio Mola, zette op 17 juli 1936 een staatsgreep in gang. De voorafgaande moord op de monarchistische politicus José Calvo Sotelo op 12 juli vormde formeel de aanleiding, maar de werkelijke reden was het naar hun mening onmachtige bestuur in Spanje en het afglijden naar anarchie. De plannen voor een coup lagen al geruime tijd klaar.
Het leger van Spaans-Marokko onder leiding van Francisco Franco (de andere generaals Sanjurjo en Mola waren inmiddels bij vliegtuigongelukken omgekomen en het gegeven dat alleen Franco's troepen de steun genoten van Hitler en Mussolini, speelde een belangrijke rol dat Franco was gekozen) as onderdeel van de militaire opstand, het stak de Straat van Gibraltar over en rukte op naar het noorden.
De marine bleef trouw aan de regering maar 98% van de marineofficieren was reeds gestorven.
>> Lees hier de gehele GESCHIEDENIS van Spanje.
De opmars van de nationalisten/falangisten begon direct op de dag van de coup. De nationalisten kregen steun van de monarchisten, de carlisten, de fascistisch georiënteerde falangisten en andere rechtse groepen uit kringen als de middenstand en industriëlen.
De arbeiders bewapenden zichzelf voor zover ze nog niet bewapend waren en vormden milities samen met liberalen, socialisten, communisten, anarchosyndicalisten, anarchisten en Baskische en Catalaanse separatisten.
Vanuit het zuiden rukten de nationalistische troepen noordwaarts op richting Madrid en via de kust naar Málaga. Deze toenmalige arbeidersstad en zijn omgeving boden felle tegenstand. Behalve een korte tegenreactie in de volkswijk Triana viel Sevilla vrijwel zonder tegenstand. In het noorden van Andalusië werden Granada en Córdoba ingenomen. De nationalisten prikten oostwaarts nog even door tot in Albacete, maar daar werd de opstand teruggeslagen.
Carlisten
Hier werd immers de voor de republikeinen vitale verbinding tussen Madrid en Valencia bedreigd. Tegelijkertijd rukte generaal Mola vanuit Pamplona westwaarts op. Pamplona was het bolwerk van de carlisten, die ijverden voor de terugkeer van de koning en 100% gekant waren tegen de regering in Madrid. Zonder noemenswaardige tegenstand vielen alle binnenlandse Castiliaanse steden in hun handen.
Na een dikke week hadden de nationalisten de volledige noordelijke helft van Spanje onder controle, uitgezonderd Baskenland en de kuststreek, waar hevige strijd bleef woeden. In de noordelijk helft van het Spaanse binnenland waren de inwoners van oudsher vroom katholiek en het merendeel van de bevolking aldaar was de nationalisten gunstig gezind.
Dit offensief werd haarscherp beschreven door Britse en vooral Duitse journalisten, die het offensief op de voet volgden. Rechtse kranten uit heel Europa namen de oorlogsverslagen over. Een paar weken later was de toestand in de "nationalistische zone" helemaal gestabiliseerd en het leven hernam vlug zijn gewone gang. Alles kon nu voorbereid worden voor de verovering van Madrid en het Baskenland.
Het was de bedoeling dat het zuidelijke leger de nationalistische zone zou bereiken en daarbij Madrid niet rechtstreeks zou aanvallen.
>> Lees hier over de Russische Revolutie van 1917
In Catalonië zagen de nationalisten hun opstand mislukken. Met name de anarchisten gingen massaal in het verweer en tijdens de straatgevechten vielen vele slachtoffers. De republikeinen herpakten en organiseerden zich en gingen zelf in de tegenaanval in de richting van de nationalistische stad Zaragoza, waar een bekende officiersopleiding gevestigd was.
Halverwege de twee steden stabiliseerde het front zich. In de republikeinse zone, in feite het zuidoosten van Spanje en Madrid, kwam het leven langzamerhand ook op gang maar er waren vele gewapende conflicten waarbij vele geestelijk leiders naast “gewone “ mensen door beide partijen werden vermoord.
Zo werden er bijvoorbeeld in de provincie Sevilla door de nationalistische repressie ongeveer 8.000 mensen vermoord. In de nacht van 22-23 augustus werden 1200 republikeinen in de arena van Badajoz doodgeschoten door de nationalisten.
Het gebeurde voortdurend dat de republikeinen, voordat ze een plaats ontruimden, nogal wat leden van rechtse partijen en geestelijken al dan niet met hun gezin, terechtstelden.
In Madrid werden er bijvoorbeeld duizenden burgers, inclusief vrouwen en kinderen, in een grote ronde betonnen put gepositioneerd en langs verschillende zijden genadeloos neer gemitrailleerd. Daarna werden de lichamen, sommigen nog in leven, overgoten met petroleum en in brand gestoken. Vaak vermeld worden ook de gebeurtenissen in de historische stad Toledo.
Het bolwerk Alcazar Real
Een pro-nationalistisch regiment vestigde zich in het Alcazar Real, beschermd door zijn metersdikke muren. Onder hen waren 1100 militairen en vooral kadetten met vrouw en soms kinderen, maar ook 100 tot 200 linkse burgers die als gijzelaars diende. De gevechten met de republikeinen, die regelmatig de muren probeerden te dynamiteren, duurden twee maanden. De verschansten, waaronder ook vrouwen en kinderen, waren totaal uitgehongerd toen de nationalistische legers hen in de herfst van 1936 konden ontzetten. Ze hadden net tevoren hun laatste paard geslacht.
In de laatste maanden van 1936 werd door de Republiek het Volksleger opgericht waarin geleidelijk alle arbeiders-, vakbonds- en partijmilities alsmede de Internationale Brigades werden opgenomen.
Hiermee werd het revolutionaire karakter van de milities en de vroegere gelijkheid (in beloning, huisvesting, aanspreektitel etc.) opgeheven en opnieuw een groot onderscheid ingevoerd tussen manschappen en officieren en werd ook de militaire groet weer ingevoerd. Mede hierdoor verminderde de (aanvankelijk grote) animo van de arbeiders om dienst te nemen en moest in 1937 de dienstplicht aan republikeinse kant ingevoerd worden.
Hierdoor werd de macht van de centrale regering (of tenminste die van de centrale legerleiding) op het leger vergroot en de discipline werd sterk aangetrokken. Aan iedere eenheid van het Volksleger was een politiek commissaris toegevoegd die de controle had op discipline en politieke betrouwbaarheid binnen de eenheid en die zich bezig hield met scholing en propaganda.
In februari 1937 rukten de nationalisten vanuit het noorden en vanuit het westen op naar Málaga. Ze werden hierbij geruggesteund door Italiaanse vrijwillige troepen. Het sterk gehavende republikeinse leger vluchtte langs de enige overgebleven vluchtroute, de kustweg, oostwaarts daarbij van op zee fel beschoten door nationalistische schepen.
Later in het jaar deden de republikeinen moeite om grondgebieden terug te winnen, maar het bleef meestal bij een paar tientallen vierkante kilometer. Er werden grote middelen ingezet die eigenlijk meestal resulteerden in relatief kleine gebiedswinst. De nationalisten anderzijds veroverden in 1937 de gehele noordkust, met belangrijke steden als Bilbao, Santander, en uiteindelijk in oktober de laatste stad, Gijón.
Deze operatie nam een klein jaar in beslag, maar leverde de nationalisten een geweldig grote gebiedswinst op, inbegrepen de belangrijke staal- en kolenindustrieën die er gevestigd waren. De enige vluchtweg voor de republikeinen was de zee, maar er waren weinig zeewaardige schepen. De nationalisten konden zich vanaf nu concentreren op Madrid, Valencia en Barcelona.
In 1937 bombardeerden Duitse en Italiaanse vliegtuigen het kleine plaatsje Guernica in Baskenland, waar zich drie dagen eerder een Baskische brigade gelegerd had die aan Republikeinse zijde vocht. De nationalisten beweerden dat Baskische terroristen achter de verwoestingen zaten. Later zou Hermann Göring toegeven dat hij zijn nieuwe Luftwaffe wilde uitproberen. Pablo Picasso getuigde van het Bombardement op Guernica in het meesterwerk Guernica. De frontlinie schoof lange tijd heen en weer.
Madrid werd ingesloten en belegerd, maar weerstond alle nationalistische aanvallen keer op keer.
De Volkenbond reageerde met een wapenembargo tegen Spanje, waarbij Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland en Italië de opdracht kregen de Spaanse territoriale wateren te bewaken om te zorgen dat dit embargo werd nageleefd.
Duitsland en Italië zagen hun kans echter schoon en begonnen de nationalisten te steunen, met wapens en troepen. Duitsland stuurde het beruchte Condorlegioen, Italië stuurde duizenden soldaten en andere vrijwilligers. Ook veel vrijwilligers kwamen uit Ierland en Oost Europa. Niet minder belangrijk waren 75.000-100.000 Marokkanen die als eerste-linie-stormtroepen werden ingezet en samen met het Spaanse Vreemdelingenlegioen behoorden tot de meest effectieve militaire eenheden van het leger van Franco.
De Duitse hulp moest worden terugbetaald met ijzer-, wolfraam-, antimoon- en kwikerts uit met name de Baskische regio. Toch was het Duitsland niet te doen om een snelle nationalistische overwinning. Goebbels, Duits minister van Openbare Voorlichting en Propaganda, schreef in zijn dagboek: "De burgeroorlog in Spanje moet zo lang mogelijk duren". Als de nationalisten winnen, heeft Duitsland een potentiële bondgenoot erbij. Maar als de oorlog voortduurt, zal Italië erin verstrikt raken, en zal Mussolini veel krediet verliezen bij Engeland en Frankrijk.
Hij zal dan moeten terugvallen op de enige mogelijke bondgenoot die hem dan nog rest: Duitsland. Hoe dan ook, de Führer wint." Goebbels zou gelijk krijgen. In 1937 - een jaar nadat Italië zich met vrijwillige maar staats bezoldigde troepen in het Spaanse conflict gestort had - sloten Duitsland en Italië een bondgenootschap, waarna Italië, in tegenstelling tot in 1934, de annexatie van Oostenrijk stilzwijgend toeliet en zelfs diplomatiek steunde.
Steun uit Mexico
De republikeinen kregen steun van Mexico, geleid door fanatieke antiklerikalen en radicaal-liberalen, en eveneens van de machtige Sovjet-Unie van Jozef Stalin in de vorm van vliegtuigen, soldaten en tanks. Deze hulp diende echter wel betaald te worden met het goud uit de Spaanse staatsbank.
De Sovjets stuurden echter ook NKVD-agenten, die zich met name tegen de anarchisten en de POUM (een trotskistisch-marxistische partij die de revolutie van de anarchisten gunstig gezind was) richtten. Ook kreeg de republikeinse regering steun van de Internationale Brigades, een mengsel van communisten, anarchisten, schrijvers, dichters en avonturiers, die en masse naar Spanje trokken om mee te vechten in de "internationale strijd tegen het fascisme" en voor de idealen van de proletarische revolutie.
Deze kwamen uit alle werelddelen en landen. Naar schatting 700 Nederlanders hebben als vrijwilliger gediend.
Groot-Brittannië en Frankrijk durfden hierin niet te interveniëren, uit angst voor represailles van generaal Franco en diens vijand, het republikeinse regime, wat invloed konden hebben op hun economie (zoals de mogelijkheid tot nationalisatie van de Britse belangen in de Spaanse kwikmijnen). De Britse regering werd ook zwaar onder druk gezet door de Amerikaanse ambassadeur Joseph Kennedy om neutraal te blijven.
Vele Britten als Churchill neigden naar de kant van Franco, terwijl Frankrijk onder Léon Blum de Republiek en de linkse Spaanse partijen prefereerde.
>> Lees hier over de voormalige dictator Salazar (van Portugal)
De republikeinen behaalden overwinningen, zoals de slag bij Guadalajara, maar de nationalisten knabbelden stukje bij beetje steeds meer land van de republikeinen weg. Ze verbonden hun noordelijke en zuidelijke deel door een corridor langs de Portugese grens te veroveren, en zetten toen een opmars naar het oosten in.
De Middellandse Zee werd bereikt waardoor het republikeinse gebied in twee delen werd gesplitst: een zuidelijk deel waarin de tijdelijke regeringszetel Valencia de belangrijkste stad was, en een kleiner noordelijk deel dat ruwweg Catalonië omvatte. Als een eiland in een nationalistische zee bleef Madrid de aanvallen afslaan.
Na het Verdrag van München keerde de Sovjet-Unie zich af van het conflict in Spanje, dit vooral door de extreem passieve houding van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Zij gaven in het Verdrag immers Hitler de toestemming tot de annexatie van Sudetenland, in een poging tot vrede tegen elke prijs.
De hulp van de Sovjet-Unie aan de sterk verliezende Republikeinse zijde werd vervolgens geleidelijk minder waardoor het republikeinse leger haar tekorten niet kon aanvullen. Aan het einde zouden alle internationale brigades Spanje verlaten.
In januari 1939 viel Barcelona en de republikeinse weerstand stortte in. Duizenden mensen vluchtten de Pyreneeën over; in Februari werd Franco’s Spanje al erkend door de grootmachten Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. De Republikeinse regering vlucht naar Frankrijk. Eind maart werd Madrid binnengetrokken en in april 1939 claimden de nationalisten de overwinning. Na de nationalistische overwinning schreef paus Pius XII aan Franco: “Wij verheffen ons hart tot God en danken uwe excellentie oprecht voor de overwinning van katholiek Spanje.”
Ook wordt het nieuwe Spanje door de Verenigde Staten erkend.
400.000 Republikeinen vluchten naar het buitenland en er volgt een grote zuiveringsactie van de soldaten en mensen die in het Republiekijnse leger hebben deelgenomen.
Hoeveel republikeinen nog na de burgeroorlog zijn vermoord is omstreden, vermoedelijk meer dan 100.000. Het totale aantal doden van de burgeroorlog inclusief nasleep is ongeveer 500.000. Vanaf 1939 tot 1975 zou Spanje een dictatuur vormen onder de ijzeren arm van Franco.
Zes maanden later zou de WWII uitbreken - voor Duitsland (en Italië in mindere mate) was de Spaanse burgeroorlog niet meer geweest als een testgebied voor deze uitputtingsslag.
EUROPA:
Albanië * België * Bosnië-Herzegovina * Bulgarije * Denemarken * Duitsland * Engeland * Estland * Finland * Frankrijk * Griekenland * Hongarije * (Noord) Ierland * Italië * Kosovo * Kroatië * Letland * Litouwen * Luxemburg * Macedonië * Malta * Montenegro * NEDERLAND * Oekraïne * Oostenrijk * Polen * Portugal * Roemenië * Rusland * Schotland * Servië * Slovenië * Slowakije * Spanje * Tsjechië * Turkije * Zweden
NOORD EN CENTRAAL-AMERIKA:
Chili * Costa Rica * Cuba * Guatemala * Mexico * Nicaragua * Panama * Verenigde Staten
ZUID-AMERIKA:
Argentinië * Bolivia * Brazilië * Colombia * Ecuador * Peru
AFRIKA:
Botswana * Burkina Faso * Egypte * Ethiopië * Ghana * Kenia * Mali * Marokko * Namibië * Oeganda * Senegal * Tanzania * Tunesië * Zuid-Afrika
MIDDEN-OOSTEN:
Iran * Israël * Jordanië * V.A.E.
AZIE:
Armenië * Cambodja * China * Filipijnen * Georgië * India * Indonesië * Japan * Kirgizië * Laos * Maleisië * Mongolië * Myanmar * Nepal * Oezbekistan * Singapore * Sri Lanka * Thailand * Vietnam
OCEANIE:
Voor meer reisfoto's kijk op www.instagram.com/cheapskatetravel.nl:
© Cheapskatetravel.nl; 2018 (all rights reserved)