Joodse opstand in Warchau (1943)

Achtergrondinformatie - Polen


In 1940 begonnen de nazi's met het concentreren van de ruim 3 miljoen Poolse joden in enkele uitermate overbevolkte getto's in verschillende Poolse steden.

 

Het grootste getto bevond zich in Warschau, waar in aanvang 380.000 joden bijeengedreven werden in de oude joodse stadswijken Muranowy en Mirow , waar voor de oorlog ongeveer 100.000 mensen woonden.

 

In totaal zouden tussen de 450.000 tot 560.000 joden op enig moment in het getto wonen. Het getto werd met een ruim 3 meter hoge muur en prikkeldraad compleet afgesloten van de buitenwereld.

 

Duizenden joden waren al omgekomen door uithongering, ziektes en willekeurige executies voordat de nazi's met massale deportaties naar het vernietigingskamp Teblinka begonnen. Binnen 52 dagen, tot 12 september 1942, werden ongeveer 300.000 bewoners van het getto de dood in gestuurd, via de Umschlagplatz (Duitse naam voor een treinstation ten noorden van het getto).

 

Toen de deportaties begonnen, kwamen de leiders van het joodse verzet bij elkaar, maar besloten om geen actie te ondernemen, want ze verkeerden in de veronderstelling dat de joden naar werkkampen werden gestuurd. Eind 1942 werd het hen echter duidelijk, dat het om deportaties naar vernietigingskampen ging. Daarop besloten de overgebleven 40.000 tot 50.000 joden in het getto zich te gaan verzetten.


>> Lees hier de gehele GESCHIEDENIS van Polen


de opstand


Op 18 januari 1943 vond het eerste gevecht plaats toen de Duitsers de tweede golf van deportaties begonnen.

 

De joodse strijders verzetten zich hevig en behaalden een belangrijke overwinning: de deportaties stopten na vier dagen en de joodse gevechtsorganisaties Zydowska Organizacja Bojowa (Joodse Gevechtsorganisatie, afgekort als ŻOB) en Zydowski Zwiazek Wojskowy (Joodse Strijdersbond, afgekort als ŻZW) namen de controle in het getto over.

 

Zij bouwden tientallen gevechtsstellingen op, en joodse collaborateurs werden door hen zonder pardon vermoord. Gedurende drie maanden bereidden de bewoners van het getto zich voor op het beslissende gevecht, waarvan zij er zich bewust van waren dat het ook het laatste gevecht zou zijn. Honderden ondergrondse bunkers werden gebouwd onder de huizen, aangesloten op het water- en elektriciteitsnet en vaak met elkaar verbonden middels het riolenstelsel.

 

Sommige bunkers hadden ook tunnels die naar buiten het getto leiden. De gefrustreerde Duitsers voerden ondertussen versterkingen aan, maar wachtten verder af buiten het getto.



het ak


Steun van buiten het getto was beperkt. Leden van het Poolse Armia Krajowa-verzetsleger (AK) en de kleinere, communistische Gwardia Ludowa voerden sporadisch aanvallen uit op Duitse wachtposten rondom het getto. Een beperkte hoeveelheid wapens afkomstig van het AK werd het getto binnengesmokkeld.

 

De joodse gevechtsorganisaties probeerden ook nog wapens op de zwarte markt te kopen tegen woekerprijzen. Eén eenheid van het AK vocht voor korte tijd binnen de getto-muren samen met de joodse gevechtsorganisaties. Het AK probeerde ook nog 2 keer de getto-muur op te blazen, echter zonder succes.

 

Het finale gevecht begon op de vooravond van Pesach op 19 april 1943. De Duitsers, onder leiding van SS-Gruppenführer Jürgen Stroop, kwamen met zwaar materieel het getto binnen. Ze werden onthaald op een barrage van geweervuur, granaten en molotov-cocktails vanuit geprepareerde hinderlaagposities verspreid over het getto.

 

ZOB

Vervolgens begonnen de nazi's met artilleriebeschietingen en het systematisch platbranden van elk huis in het getto. Alle opgepakte joden werden ter plekke geëxecuteerd. Binnen korte tijd stond het grootste deel van het getto in brand. De joodse strijders konden zich nog moeilijk verplaatsen en beperkten zich tot het verdedigen van bolwerken. Georganiseerd verzet konden zij niet meer uitvoeren na 23 april, maar individuele acties vonden plaats tot 16 mei.

 

Op 8 mei sneuvelden de leider van de opstand, Mordechaj Anielewicz (die commandant was van de ŻOB ) en zijn medestrijders in een der laatste bunkers (op het adres Mila 18), toen zij zelfmoord pleegden om Duitse gevangenneming te ontlopen. De ŻOB was de verzetsgroep die gelieerd was aan de socialistische Joodse Arbeidersbond, terwijl de getalsmatig even grote ŻZW voornamelijk uit joden bestond die in het Poolse leger hadden gediend in 1939 en politiek gezien als 'rechts' omschreven konden worden. Beiden waren zionistisch van aard.


>> Lees hier over de Duitse aanval op Polen in 1939


na de opstand


Na de opstand van ongeveer drie weken werd het hele getto letterlijk met de grond gelijk gemaakt. Een groot deel van het centrum van Warchau bestond eenvoudigweg niet meer. De Duitsers creëerden in de ruïnes een concentratiekamp (Gesia) en gevangenis (Pawiak) waar veel massa-executies zouden plaatsvinden.

 

Tijdens de latere  Opstand van Warchau wist het AK beide gevangenissen te bevrijden, waarbij 380 joodse gevangen werden gered die zich vervolgens aansloten bij het AK.

 

Tijdens de opstand sneuvelden ongeveer 7000 joodse opstandelingen. Ruim 6000 kwamen om toen ze verbrand of vergast werden in hun ondergrondse bunkers. De overige 40.000 joden werden alsnog naar het vernietigingskamp Treblinka gestuurd.

 

De Duitsers hadden zo’n 300 man verloren en hadden ongeveer 1000 gewonde soldaten.


nawoord


De opstand van de Joden in 1943 inspireerde de Polen in 1944 om wederom een opstand tegen de wraakzuchtige nazi’s te beginnen in Warchau. Ongeveer 1000 strijders uit het getto zouden een jaar later deelnemen aan de Opstand van Warschau.



film


"Uprising" - (2001; 7,2)

18 Januari, 1943. Nazi-soldaten overrompelen het getto van Warschau voor een opdracht die ze al talloze malen hebben uitgevoerd: joden verzamelen om ze op het transport naar het dodenkamp van Treblinka te zetten.

 

Deze keer mengen gewapende mannen en vrouwen van de Jewish Fighting Organization zich tussen de massa gedeporteerden. 



zie ook: