Slavenhandel Goudkust (va 1600)

Achtergrondinformatie - Ghana


de ontdekkingsreizen


Vanaf de 15e eeuw hadden in eerste instantie de Portugezen door de ontdekkingsreizen contact gemaakt met alle werelddelen om handel te drijven. Niet snel daarna waren andere Europese landen zoals Spanje, Holland en Engeland gevolgd.

 

De machtige Europese landen stichtten daarna koloniën in de Nieuwe wereld terwijl in Afrika vooral handel werd gedreven om goud. In de gebieden in Zuid- en Midden Amerika werden grote plantages aangelegd maar de mensen daar waren te zwak om zwaar lichamelijk werk te doen. Naast goud om de oorlogen (tussen o.a. Holland en Spanje-Portugal) te kunnen bekostigen werden er nu ook slaven uit Afrika gehaald.

 

Die konden dit werk veel beter aan. Steeds meer Europese landen werden in de zeventiende eeuw aangetrokken tot het goud en de slaven van de Goudkust. Deze kust was veel beter te gebruiken dan de moeraslanden van andere gebieden in West Afrika en daarbij konden de stenen die hier liggen aan de kust gebruikt worden als bouwmaterialen.

 

Omdat de Europese supermachten zoals Engeland, Frankrijk, Zweden, Denemarken en Holland allemaal de grootste winst uit het gebied wilde halen werden grote verdedigingswerken gebouwd. De forten hadden dus niets te maken van enige dreiging van de lokale bevolking. De forten verwisselden geregeld van eigenaar.


elmina


In 1482 bouwden de Portugezen hier het fort São Jorge da Mina (later omgedoopt tot fort Sint George), de eerste Europese nederzetting in West-Afrika. In eerste instantie was het fort bedoeld om de goudwinning en de mijn te beschermen en als opslagplaats te dienen, vandaar de 'Mina' in de naam.

 

Pas later werden ze uitgebreid met gevangenissen voor de slaven. Al vanaf 1596 hebben de Hollanders pogingen ondernomen om het fort te veroveren, maar zonder succes. Zelfs nadat in 1615 een zware aardbeving het fort ernstig had beschadigd, lukte het de Hollanders niet om het te veroveren.

 

Nadat Johan Maurits van Nassau-Siegen in 1637 Brazilië op de Portugezen had veroverd werd de noodzaak voor de aanvoer van slaven naar het inmiddels genoemde Nieuw-Holland al snel duidelijk, immers, de zeer lucratieve verbouwing van suiker moest weer opgepakt worden.

 

Dit bracht Johan Maurits ertoe om een poging te wagen ook de slavenhandel van de Portugezen over te nemen en zeilde in de loop van 1637 richting Elmina. Het inmiddels als onneembaar bekendstaande fort had immers ook een belangrijke rol in de slavenhandel gekregen.

 

De eeuwen er na zou het fort het centrum van de slavenhandel van de West-Indische Compagnie vormen. De verovering van Elmina door de Hollanders is spectaculair door zijn eenvoud te noemen. Johan Maurits ging met zijn manschappen aan land bij de nabijgelegen heuvel St Jago en "veroverde" daar de onderbezette Portugese versterking. Van bovenaf neerkijkend schoten de Hollanders met enkele stukken geschut op het lager gelegen Elmina. Na enkele dagen gaven de Portugezen zich over.

 

Zelfs Johan Maurits was stomverbaasd over de snelheid van zijn succes. Aan beide zijden vielen nauwelijks slachtoffers, voor die tijd ongekend. Om te voorkomen dat hen hetzelfde zou overkomen, werd al vrij snel na de verovering begonnen met de bouw van een fort op de St Jago heuvel. Dit fort kreeg de naam Coenraadsburg.


>> Lees hier de gehele Ghanese GESCHIEDENIS



slavenhandel


De Europeanen gingen zelden zelf landinwaarts: dat was veel te gevaarlijk. Zij kregen hulp van diverse slavenhandelaren. Dit waren mensen van de oorspronkelijke bevolking. Zij gingen het land in en ontvoerden gehele dorpen. Kinderen, vrouwen en mannen gingen mee. De tocht naar kust, die te voet moest worden afgelegd, was erg zwaar. Een groot deel van de mensen overleed nog voor de forten waren bereikt. 

 

Daar werden ze door de handelaren aangeboden aan de Europeanen. In ruil voor vuurwapens, buskruit en Europese nijverheidsproducten werden de West-Afrikaanse slaven opgesloten in de Europeaanse handelsposten. Na dagenlange opsluiting in de kelders van deze forten gingen ze uiteindelijk per boot naar de plantages in Amerika.

 

De opbrengsten daarvan (suiker, tabak, katoen en koffie) kwamen uiteindelijk in Europa weer op de markt. Als het schip nog niet vol was, voer men voor aanvulling nog door naar wat thans Angola is. Het grootste deel van de slaven was bestemd om als werkkracht in Suriname en de Nederlandse Antillen dienst te doen. Een kleiner deel werd doorverkocht. Dit gebeurde voornamelijk op Curaçao. 

 

In de forten zaten de gevangenen opgesloten in donkere en benauwde ruimtes. Ze kregen net genoeg voedsel om te overleven: zo verzwakten ze en waren beter in toom te houden. Behoeften moesten ze doen in dezelfde ruimte. Af en toe werden ze gelucht op een binnenplaats. Mensen die in opstand kwamen werden geketend in de brandende zon gelegd, als voorbeeld voor de anderen.

 

Dodencellen

Anderen werden geplaatst in zogenaamde dodencellen, waar ze zonder eten en drinken hun dood afwachtten. Wanneer ze overleden waren moesten ze door medegevangene worden opgehaald: wederom diende dit als waarschuwing. Veel vrouwen werden verkracht door de officieren. Wanneer een vrouw zwanger raakte gebeurde het soms dat ze vrij werd gelaten. Vandaar dat langs de kust van Ghana hele families een lichtere huidskleur hebben. Ook kom je daar nog veel Nederlandse achternamen tegen. 

 

Wanneer de boten klaar lagen om te vertrekken, gingen de slaven via smalle gangen naar de achterkant van het fort. Ontsnappen was niet mogelijk: de gang kwam rechtstreeks uit bij de zee. Bij Cape Coast kasteel kunnen we boven nog het ironische “door of no return” lezen wat boven de poort is aangebracht. Voordat het zover was werden de slaven eerst gebrandmerkt: in een oven werd een stempel klaargemaakt met daarop de initialen van de officier die de slaaf had gekocht. Zo zou later direct duidelijk zijn welke slaven wie toebehoorde.

 

Tijdens de boottocht overleed nog eens een derde van de mensen. Velen waren erg verzwakt en werden ziek. Vrouwen die zwanger waren werden overboord gegooid, evenals ernstig zieken en opstandelingen. Jaarlijks werden er zon 10.000 slaven weggevoerd. 76 forten stonden langs de kust van Ghana, wat inhoudt dat er elke 6 kilometer n gebouwd was.


>> Lees over bestemming Cape Coast met z'n gigantische grote slavenfort


wic


Het waren goede tijden voor de Nederlanders. In 1642 was heel Portugees Afrika in het bezit van de WIC. Zelden tevoren is zoveel goud in Nederland aangevoerd. Het goud, aangevoerd uit de binnenlanden werd geruild tegen textiel, koperwaren, kralen en brandewijn. Jaarlijks werden 2.000 slaven overgebracht naar de West-Indische eilanden of Zuid-Amerika, minimaal vier schepen per jaar.

 

Ook de Deense en Zweedse Afrika Compagnie werd steeds meer actief in dit gebied. Deze compagnieën bezaten zo weinig kapitaal dat ze het niet kon stellen zonder steun van de kapitaalkrachtige Amsterdamse en Hamburgse kooplieden. Op 1 mei 1664 veroverde Robert Holmes het fort Elmina, hetgeen een van de aanleidingen was voor de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog.

 

In 1665 veroverde Michiel de Ruyter het weer terug.

 

Elmina was het hoofdkwartier van de Hollanders maar er zijn veel meer forten door de Nederlanders gebouwd of veroverd aan de Goudkust; Fort Amsterdam, Fort Apollonia, Fort Batenstein, Cape Coast Castle, Carolusburg, Christiansborg, Coenraadsburg, Crevecoeur, Fort Dorothea, Elise Cartago, Fort English, Goede Hoop, Hollandia, Fort Keta, Fort bij Kpone, Fort Leydsaamneyd, Fort Metalen Kruis, Munfort, Fort Nassau, Fort Oranje, Ruychaver, Santo Antonio de Axim, San Sebastian, Vredenburg en Fort Witsen.


verkoop bezittingen


De slavenhandel heeft eeuwenlang geduurd: vanaf eind 16e eeuw tot het begin van de 19e eeuw. Nederland schafte de slavernij pas af in 1818. De verkondiging van het christendom was een belangrijk remedie tegen de illegale slavernij. Nog steeds zijn veel forten belangrijke monumenten van Ghana. Sommige zijn musea geworden: St- George in Elmina en Cape Coast Castle zijn nu opengesteld voor publiek.

 

Afro-Amerikanen zien deze plekken als bedevaartsplaatsen. Zij gaan daar op zoek naar hun roots. Christiansborg in Accra is nu het regeringscentrum, Crevecoeur (voormalig Nederlands fort) is nu de gevangenis van Accra. Ander forten zijn nu in gebruik als pension of vuurtoren.

 

Tot in 1850 werden er in het fort Elmina soldaten geworven voor dienst in de KNIL, de Orang Blanda Itam (= Zwarte Hollanders). Ondanks de bevoorrechte positie van de Orang Blanda Itam binnen het KNIL, werd deze werving na 1871 op aandringen van de Engelsen gestaakt om de schijn van verkapte slavernij weg te nemen. De geschiedenis van de Ghanezen in dienst van het KNIL is uitgebreid te zien in het Java museum in Elmina.  

 

Het fort zou tot 1871 in Nederlandse handen blijven en werd uiteindelijk met veel andere Nederlandse bezittingen in Afrika aan Engeland verkocht voor het bedrag van fl. 47.000,- Hoewel koning Willem III om chauvinistische reden hier sterk tegen ageerde, was het een logische stap. De forten hadden eigenlijk hun functie verloren en vormden met elkaar een enorme kostenpost vanwege het continue onderhoud dat moest worden gepleegd en de salariskosten van de ambtenaren die er verbleven.

 

In ruil hiervoor kreeg Nederland de verzekering dat de Britten niet zouden ingrijpen in de pogingen om Atjeh in het noorden van Sumatra te veroveren. In Elmina is een Nederlandse begraafplaats, een Nederlandse wijk en veel bewoners hebben een Nederlandse achternaam, zoals Bartels, Van Dyck, de Graft, de Heer, Vroom, de Veer of van der Puye. De forten in Elmina en Cape Coast staan momenteel als een historisch moment op de werelderfgoedlijst van UNESCO.



zie ook: