Maginot-linie

Achtergrondinformatie - Frankrijk


Het doel van de verdedigingslinie was Frankrijk te beschermen tegen een verrassingsaanval zoals die in 1870 had plaatsgevonden (en in 1914), waarbij Frankrijk de Elzas en een deel van Lotharingen aan Duitsland had verloren.

 

Toen de Elzas en Lotharingen na de Eerste Wereldoorlog weer geheel bij Frankrijk kwamen, waren de oude verdedigingswerken niet alleen verouderd, maar ook te ver van de nieuwe grens gelegen.

 

Bovendien had Frankrijk in de Eerste Wereldoorlog zoveel soldaten verloren, dat de grenzen niet afdoende verdedigd konden worden zonder extra maatregelen. De linie liep van Zwitserland tot waar de grens met België begint waar het stopte door budgettaire problemen – de noordkant.

 

Daarnaast waren er forten langs de Italiaanse grens (de zuidkant) die liepen van de Middellandse Zee tot de andere zijde van de Zwitserse grens. Voor de hele linie was een slogan verzonnen: “Ils ne passeront pas” (ze komen er niet door).

 

De Franse minister van Oorlog Paul Painlevé was de drijvende kracht achter de linie, maar uiteindelijk diende zijn opvolger en oorlogsveteraan André Maginot het plan tot de bouw in 1930 in bij het Franse parlement. Zijn 2,9 miljard franc (tegenwoordig: 1,5 miljard euro) kostende project trok een zware wissel op de Franse economie, juist in een tijd van economische crisis.

 

Verdediging tegen Duitsland werd echter van levensbelang geacht, vooral toen Adolf Hitler aan de macht kwam. Daarnaast zorgde het voor 20.000 banen en voor elektrificatie van de grensgebieden. Dit meest ondergronds gebouwde netwerk, gebouwd tussen 1930 en 1940 was de trots van vooroorlogs Frankrijk en gebouwd als de ultieme verdediging tegen Duitsland dat het land al in 1914 en 1870 aangevallen had.



de indeling van de linie


In het noorden bestond de gehele linie uit 22 artillerieforten (“gros ouvrages” – letterlijk; grote werken) en 36 infanterieforten die aangeduid werden als “petit ouvrages”. Het zuid front bestond uit 23 grote forten alsmede 27 kleinere. De artillerieforten (GO) beschikten meestal over twee ingangen, één voor munitie en materieel en één voor personeel en meerdere infanterie- en artilleriekazematten.

 

Ondergronds waren er een kazerne, elektrische centrale en munitiemagazijnen. De ingangen en het hoofdmunitiemagazijn lagen vaak meer dan een kilometer achter de kazematten, zodat het fort ook bevoorraad kon worden terwijl het onder vuur lag. Door de verbindingsgang liep vaak een elektrische smalspoortrein voor de bevoorrading.

 

De bewapening bestond uit kanonnen, houwitsers, mortieren, antitankkanonnen en dubbelloops mitrailleurs, ingebouwd in hefkoepels en in kazematten. Het bereik van de bewapening was niet toereikend om Duitsland te beschieten.

 

Als men wel over de grens had kunnen schieten, zou dit door Duitsland als een agressieve daad kunnen worden gezien en Frankrijk wilde Duitsland absoluut niet voor het hoofd stoten. De meeste bewapening was echter flankerend opgesteld.

 

Hierdoor konden de kazematten door aanaarden en reliëf in het landschap aan het zicht van de vijand onttrokken worden. Ook kon een groter deel van het slagveld bestreken worden dan bij frontale opstelling.


>> Lees hier de gehele GESCHIEDENIS van Frankrijk. 


bewapening


Een Petit Ouvrages (PO); de kleinere of infanterieforten bestonden meestal uit twee of drie kazematten die verbonden waren door ondergrondse gangen. Deze kazematten waren meestal bewapend met twee dubbelloops-mitrailleurs en één antitank-kanon. Vaak beschikte men ook over een hefkoepel met dubbelloops mitrailleur.

 

Eén van de kazematten deed dienst als ingang van het fort en was vaak een 100 meter naar achter gelegen. Op het dak bevonden zich één of twee vaste pantserkoepels, bewapend met lichte of dubbelloops mitrailleur en een mortier. Ondergronds waren er een kazerne en een elektrische centrale. De bemanning bestond uit maximaal 200 man. Voor elke drie soldaten was één bed voorzien.

 

Tussen de forten werden meer dan 400 interval-kazematten, infanterieschuilplaatsen en observatieposten gebouwd. Tussen de werken liepen kilometers prikkeldraad en antitankversperringen die werden bewaakt door interval-troepen. Voor de hoofdlinie, vlak bij de grens, lag een linie van voorposten. Militairen woonden hier op of naast kleine kazematten. Zij moesten bij een onverhoedse aanval de hoofdlinie alarmeren en de aanval zo veel mogelijk vertragen door allerlei versperringen op te richten.

 

Achter de hoofdlinie lagen talloze munitie en materieel opslagplaatsen, kazernes waar de bemanning in vredestijd woonde en betonnen transformatorhuizen voor de elektriciteitsvoorziening. Alles was met elkaar verbonden door een netwerk van militaire wegen en 600mm smalspoorbanen. Daarnaast kon men beschikken over een modern telefoonnet en morsezenders. De bewapening bestond in totaal uit 152 hefkoepels, 344 stukken geschut, 1536 vaste pantserkoepels, 500 antitankkanonnen en meer dan 3000 dubbelloops mitrailleurs.


>> Lees over bestemming m.b.t. het Maginot fort Schoenenbourgh 



de duitse aanval op de linie in 1940


Op 10 Mei 1940 viel Duitsland zonder oorlogsverklaring Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk binnen. De nazi’s zouden een andere versie van het oude “Schlieffenplan” uitvoeren alleen nu was het de bedoeling de deur niet te laten dichtklappen maar met een sikkelbeweging naar de Kanaalkust te spurten en de Geallieerde legers in België te omsingelen.

 

De Duitsers hadden de kaart goed bekeken en zouden niet in dezelfde val lopen als in WWI – zij zouden Frankrijk binnenvallen in de onderbelicht Ardennen en bij Sedan de Maas overtrekken om vervolgens westwaarts te trekken.

 

Het Franse opperbevel had deze streek met bos en bergen bestempeld als niet geschikt voor tanks en om die reden zwak uitgebouwd met forten. De personele bezetting bestond hier voornamelijk uit onervaren troepen en oudere reservisten.

 

Na drie dagen braken de Duitsers bij Sedan aan de Maas door de linie. Het enige Maginotfort dat hierbij werd veroverd was het kleine infanteriefort “Ferté”. De gehele 107 koppige bemanning sneuvelde door verstikking. De andere forten zouden eerst geïsoleerd worden, nadat in de meeste gevallen Noord Frankrijk al bezet was, en daarna van alle kanten opgerold.

 

Andere forten hielden het nog weken vol en gaven zich over toen Frankrijk gecapituleerd had. Toen doorgaan hopeloos werd zijn duizenden Franse soldaten naar Zwitserland gevlucht om daar geïnterneerd te worden door het Zwitserse leger en pas ene jaar later vrijgelaten te worden.  

 

Tijdens de geallieerde opmars in 1944 was de functie van de Maginotlinie beperkt, want de meeste wapens stonden de verkeerde kant opgericht. In de periode 1940-1944 zijn veel forten door de Duitsers gebruikt als ondergrondse fabrieken. Sommige forten werden echter wel door de Duitsers bezet gehouden en hier werd met de Amerikanen een zware strijd om geleverd. Deze bevonden zich in het noorden van Elzas, vlakbij de Duitse grens.


na de oorlog


Veel forten, kazematten en schuilplaatsen zijn tegenwoordig opengesteld als museum voor het publiek. In de forten Fermont en Hackenberg kan men een rit maken in de originele munitietrein. In Fermont worden onder andere rondleidingen gegeven door een Nederlandse gids en in Hackenberg door een Duitse.

 

Sommige forten hebben nog altijd een militaire bestemming. Zo worden GO Hochwald en GO Mont Agel gebruikt voor de Franse luchtverdediging.

 

De musea worden niet gesubsidieerd door de Franse regering die de linie nog steeds als een gigantische blunder bestempeld en zich ervoor schaamt en zou willen dat deze episode zo snel mogelijk vergeten wordt.


zie ook: