De verkrachting van Nanking (WW2)

Achtergrondinformatie - China


de invasie van china


In augustus 1937, in het midden van de Tweede Chinees-Japanse Oorlog, kreeg het Japanse Keizerlijke Leger te maken met sterk verzet en leed zware verliezen tijdens de Slag bij Shanghai. De slag was zeer bloedig, aangezien beide partijen wegens uitputting overgingen tot gevechten van man tot man.

 

Op 5 augustus 1937 ratificeerde de Japanse keizer Hirohito een voorstel van het leger om (internationale) restricties op de behandeling van Chinese gevangenen op te heffen. In hetzelfde voorstel werd stafofficieren geadviseerd om de term "krijgsgevangenen" niet meer te gebruiken.

 

Deze voorstellen versterkten al bestaande neigingen tot wreedheden binnen het Japanse Keizerlijke Leger. Een factor die hier eveneens toe bijdroeg was de bekendheid die de "Wedstrijd om 100 mensen te onthoofden" kreeg.

 

Westerse bevolking

In 1937 woonden veel westerse zakenlieden, missieleden en diplomaten in Nanking. Tijdens de bombardementen van Nanking vertrokken de meesten. De overgebleven 22 man vormde het Internationale Comité voor de Veiligheidszone Nanking. De Duitse zakenman John Rabe werd gekozen als voorzitter. Het Comité vestigde de Veiligheidszone Nanking in het westelijke deel van de stad. De Japanse regering had ingestemd geen delen van de stad aan te vallen waarin geen Chinese soldaten waren.

 

Het Comité sprak met de Chinese regering af dat het haar soldaten uit dit stadsdeel weg zou halen. Tot op zekere hoogte respecteerden de Japanners deze zone. Afgezien van een paar verdwaalde kogels werd de zone niet gebombardeerd of onder vuur genomen. Na inname vonden ook in deze zone moorden plaats, maar veel minder dan daarbuiten.


bevel tot straf


Op 7 december gaf het Japanse Keizerlijke Leger een commando uit aan alle troepen dat soldaten die "illegale daden begaan", "het Japanse leger onteren", "plunderen", "brand veroorzaken, zelfs wegens onachtzaamheid" streng zouden worden gestraft. 

 

Het Japanse Keizerlijke Leger ging verder met zijn opmars en brak op 9 december door de Chinese verdedigingslinies buiten de stadsmuren. Tegen de middag werden pamfletten in de stad gedropt waarin opgeroepen werd tot overgave van Nanking binnen 24 uur. De Japanners verwachtten een antwoord.

 

Toen de volgende dag om 13.00 uur nog geen Chinese koerier was gekomen, gaf generaal "Matsui Iwane" opdracht om Nanking met geweld in te nemen. Op 12 december, na twee dagen van Japanse aanvallen met zware artillerie en bombardementen, gaf de Chinese generaal Tang Sheng-Chi zijn mannen bevel zich terug te trekken.

 

Er volgde een algemene chaos. Sommige Chinese soldaten ontdeden burgers van hun kleren in een wanhopige poging om onder te duiken. Veel anderen werden in de rug geschoten door hun eigen collega's terwijl ze probeerden te vluchten. Degenen die er in slaagden om buiten de stadsmuren te komen, vluchtten in noordelijke richting naar de Yangtze, waar ze merkten dat er geen vaartuigen waren om hen mee te nemen. Sommigen sprongen in het koude water waar ze verdronken.

 

Op 13 december trokken de Japanners de ommuurde stad binnen waar ze nauwelijks op tegenstand stuitten.


>> Lees ook de gehele Japanse aanval op China



begin van de verschrikkingen


Ooggetuigenverklaringen stellen dat gedurende een periode van zes weken volgend op de val van Nanking Japanse troepen zich bezig hielden met verkrachting, moord, diefstal en brandstichting. De meest betrouwbare verklaringen komen van buitenlanders die er voor kozen om achter te blijven om Chinese burgers te beschermen.

 

Hieronder zijn de dagboeken van John Rabe en Minnie Vautrin. Andere zijn de verklaringen van overlevenden van de massamoord. Nog meer is bekend van ooggetuigenverklaringen van journalisten, zowel Westerse als Japanse, en logboeken van militairen. De Amerikaanse missionaris John Magee bleef achter om het bloedbad op film en foto vast te leggen.

 

De verklaringen van enkele Japanse veteranen over hun betrokkenheid kunnen hieraan worden toegevoegd. Tijdens de belegering en val vormde een groep van achtergebleven buitenlanders onder leiding van John Rabe een vijftien man tellend Internationaal Comité.

 

Dit Comité maakte een deel van Nanking tot Nanking Veiligheidszone om de burgerbevolking te beschermen. Hoewel de Veiligheidszone meerdere malen werd geschonden door het Japanse leger, is het waarschijnlijk dat de zone het leven van velen heeft kunnen redden.

 

Rabe en Lewis Smythe, de secretaris van het Internationaal Comité en eveneens de professor sociologie aan de Nanking universiteit en de missionaris, documenteerden slachtingen door Japanse troepen en dienden klachten in bij de Japanse ambassade.


Verkrachtingen:

Het Internationaal Militair gerecht voor het Verre Oosten verklaarde dat 20.000 (en misschien 80.000) vrouwen waren verkracht, van kleine kinderen tot bejaarden. Verkrachtingen werden vaak overdag en en plein public uitgevoerd, soms voor de ogen van echtgenoten en familieleden.

 

Veel verkrachtingen werden systematisch uitgevoerd; jonge vrouwen werden via huis-aan-huis-zoekingen meegenomen en onderworpen aan groepsverkrachting. Onmiddellijk daarna werden ze vermoord, vaak na te zijn verminkt. Een zwangere vrouw werd door een aantal Japanse soldaten verkracht. Kort daarna bracht ze haar kind ter wereld, het was gezond.

 

Volgens sommige getuigenissen werden andere vrouwen gedwongen tot prostitutie als "troostmeisjes". Er zijn zelfs verhalen hoe Japanse soldaten families dwongen tot incest. Zonen werden gedwongen hun moeders te verkrachten, vaders gedwongen tot verkrachting van hun dochters. Monniken die een celibatair leven hadden gekozen werden gedwongen om vrouwen te verkrachten voor het amusement van de Japanners.

 

Elke tegenstand werd beantwoord met onmiddellijke executie. Hoewel de meeste verkrachtingen meteen na de val van de stad plaatsvonden, bleven ze tijdens de hele Japanse bezetting voorkomen.


Moord:

Verschillende buitenlandse bewoners van Nanking vertrouwden hun ervaringen over wat er in de stad gaande was toe aan het papier. Onmiddellijk na de val van de stad joegen Japanse soldaten op voormalige soldaten.

 

Tijdens deze jacht werden duizenden jonge mannen gevangengenomen. Velen werden naar de Yangtze vervoerd, waar ze neergeschoten werden met machinegeweren, zodat de lichamen naar Shanghai zouden drijven. Anderen werden gebruikt als levend materiaal voor bajonettraining.

 

Onthoofding

Onthoofding was een populaire manier van executie; drastischer manieren waren verbranding, vastnagelen aan bomen, levend begraven en ophanging aan de tong. Sommige mensen werden doodgeslagen. De Japanners executeerden ook veel voorbijgangers op straat, gewoonlijk onder het voorwendsel dat ze soldaten in burgerkleding zouden kunnen zijn. 

 

Duizenden werden weggebracht en massaal geëxecuteerd in greppels van 300 meter lang en vijf meter breed. Deze greppels worden wel "Tienduizend-lijken-greppels" genoemd. Omdat geen gegevens werden bijgehouden, lopen schattingen over het aantal slachtoffers begraven in de greppel uiteen van 4000 tot 20 000. De meeste onderzoekers en historici vermoeden dat het aantal rond de 12 000 slachtoffers ligt. Vrouwen en kinderen werden niet gespaard voor de verschrikkingen van het bloedbad.

 

Regelmatig sneden Japanse soldaten bij vrouwen de borsten af, verwijderden lichaamsdelen of sneden bij zwangere vrouwen de buik open en haalden de foetus eruit. Getuigen herinneren zich dat Japanse soldaten baby's in de lucht gooiden om ze op te vangen op hun bajonet. Veel vrouwen werden eerst verkracht en daarna vermoord.



Diefstal en brandstichting:

Er is geschat dat ongeveer twee derde van de stad vernietigd werd als gevolg van brandstichting. Volgens verhalen werden zowel nieuwe overheidsgebouwen als burgerhuizen door Japanse soldaten in de as gelegd. Ook waren er aanzienlijke vernielingen in het gebied buiten de stadsmuren. Soldaten plunderden rijk en arm.

 

Doordat er nauwelijks meer verzet werd geboden door Chinese soldaten en burgers, waren de Japanners vrij om de kostbaarheden van de stad onder elkaar te verdelen. Het resultaat was wijdverspreide plunderingen en diefstal.

 

Generaal Matsui Iwane werd een kunstverzameling ter waarde van 2 000 000 dollar gegeven die gestolen was van een Chinese bankier.


>> Lees hier de gehele Chinese GESCHIEDENIS


veroordelingen en debat


Het "Proces van Tokyo" berechtte generaal "Iwane Matsui" voor "Misdaden tegen de mensheid" en veroordeelde hem ter dood. Tijdens zijn berechting probeerde Matsui lagere divisiecommandanten de schuld te geven, vermoedelijk om de hoogste bevelhebber, prins "Asaka" te beschermen.

 

De divisiecommandanten Hisao Tani en Rensuke Isogai werden in 1947 door het Nanking Tribunaal ter dood veroordeeld. Volgens de afspraak die generaal "MacArthur" met Hirohito had gemaakt zouden de keizer en leden van de keizerlijke familie niet worden berecht.

 

Tokio Tribunaal 

Prins Asaka, die hoogste in rang was tijdens het hoogtepunt van de verschrikkingen, was daarom slechts getuige tijdens het Tokio Tribunaal. Asaka ontkende alle slachtingen en beweerde nooit klachten omtrent het gedrag van zijn troepen te hebben ontvangen.  

 

Momenteel hebben zowel China als Japan erkend dat er oorlogsmisdaden hebben plaatsgevonden. Meningsverschillen over de geschiedschrijving van deze gebeurtenissen leiden nog steeds tot grote spanningen tussen Japan en China. Van de verschrikkingen werd eerst verslag gedaan door westerse reporters die zich in de Veiligheidszone bevonden. Bijvoorbeeld Harold Timperly, correspondent voor de Manchester Guardian probeerde op 11 januari 1938 zijn schatting van "minstens 300 000 gedode Chinese burgers" door te zenden.

 

Zijn boodschap werd doorgezonden van Shanghai naar Tokio door Kōki Hirota, om naar Japanse ambassades in Europa en de VS te verzenden. Dramatische rapportages van Amerikaanse journalisten over Japanse wreedheden en het  "Panay" incident waren een factor in het verschuiven van de Amerikaanse publieke opinie tegenover Japan.

 

Dit had weer een aantal acties (wapen- en olieembargo) ten gevolg die mede leidden tot de Japanse aanval op "Pearl Harbor".


belangstelling in japan na 1972


Belangstelling voor het Bloedbad van Nanking verflauwde tot 1972, het jaar waarin Japan en China normale diplomatieke betrekkingen aangingen. In China onderdrukte "Mao Zedong" het noemen van het Bloedbad van Nanking door media en publiek om de nieuwe vriendschap met Japan hierdoor niet te laten overschaduwen.

 

Daardoor speelde het hele debat over de kwestie tijdens de jaren zeventig zich af in Japan. Ter ere van het herstel van normalisatie betrekkingen publiceerde de vooraanstaande Japanse krant Asahi Shimbun een serie artikelen onder de naam "Reizen in China", geschreven door de schrijver Katsuichi Honda. In de artikelen wordt in detail verteld over wreedheden van het Japanse leger in China, waaronder het Bloedbad van Nanking, waaronder het verhaal over de "wedstrijd" tussen twee Japanse officieren wie het eerst 100 mensen kon doden (met zwaard). 

 

Controversie

Of dit verhaal waar is, wordt betwist en critici gebruiken dit om alle artikelen en het bestaan van het Bloedbad van Nanking zelf aan te vechten. Dit wordt beschouwd als het begin van de controversie in Japan over het Bloedbad van Nanking. Het debat of de moorden en verkrachtingen echt zijn gebeurd, vond vooral plaats in de jaren zeventig. Verklaringen van de Chinese regering kwamen onder vuur omdat ze te veel zouden zijn gebaseerd op persoonlijke getuigenissen en anekdotisch bewijs.

 

Ook kwamen de begrafenisgegevens en foto's van het Tokio Oorlogstribunaal onder vuur. Deze zouden vervalsingen door de Chinese regering zijn.

 

Aan de andere kant lijken recente opgravingen en nieuwe evaluatie door historici aan te geven dat het aantal juist is onderschat, omdat geen rekening is gehouden met het grote aantal vluchtelingen in Nanking, afkomstig uit andere provincies. In de Japanse uitgave van "The Last Emperor" zijn delen die over het Bloedbad gaan door de distributeur uit de film verwijderd.


>> Lees ook over het Cambodja tribunaal (Rode Khmer)


het schoolboek van ienaga


Het debat laaide weer op in 1982 toen het Japanse Ministerie van Onderwijs iedere verwijzing naar het bloedbad weg censureerde uit een studieboek voor de middelbare school.

 

De reden die het ministerie gaf was dat het bloedbad geen geaccepteerd historisch feit was. De auteur van het boek, professor Saburō Ienaga, spande een rechtszaak aan tegen het ministerie en wist die uiteindelijk te winnen in 1997.

 

Een aantal Japanse ministers en enige bekende politici hebben door de jaren heen het begaan van wreedheden door het Japanse Keizerlijke Leger tijdens de "Sino-Japanse" oorlog en Tweede Wereldoorlog in twijfel getrokken. Wanneer dergelijke uitspraken in de openbaarheid kwamen volgden protesten van onder andere China en Zuid-Korea. Hierdoor werden sommige politici gedwongen om hun functie neer te leggen.

 

In antwoord hierop heeft een aantal Japanse journalisten en historici een onderzoeksgroep gevormd om de slachtpartij onder de aandacht te brengen. De onderzoeksgroep heeft grote hoeveelheden archiefmateriaal en getuigenissen van zowel Chinese als Japanse bronnen verzameld.


film


"The City of Life and Death" - (2009; 7,6)

De film speelt zich af in 1937 tijdens de Tweede Sino-Japanse Oorlog. Het Japanse leger heeft de hoofdstad van de Republiek China, Nanking veroverd.

 

Wat er volgde wordt het 'Bloedbad van Nanking' genoemd; dit was een periode van een aantal weken waarin tienduizenden Chinese soldaten en burgers werden vermoord. 



zie ook: